Een geromantiseerd bezoek aan de
tandheelkundige
Het is woensdagmiddag, 3 uur. Ik heb een
afspraak bij mijn persoonlijke tandarts. Althans, zo profileert ze zich. In
werkelijkheid heb ik mijn twijfels over haar trouw. Ze claimt dat al die andere
mensen die zijn praktijk in en uit lopen niets met mij en haar te maken hebben,
maar ik krijg langzaam steeds meer mijn twijfels..
Enkele dagen geleden kreeg ik een SMS. Ze zocht
weer eens contact met me.. Ik smachtte hier al dagen naar.
“Beste
Willem,
Een
herinnering voor onze afspraak op 27 augustus, 15:00. We zien je graag dan.”
Ik neem plaats in de licht comfortabele
bank. Rubber en plastic, gemaakt op duurzaamheid, niet op comfort. Er bekruipt
me een onwennig gevoel en het wordt mij al gauw duidelijk: ik voel me niet op
mijn gemak.
Als de secretaresse vluchtig naar haar
balie loopt en mij kort en ingetogen begroet wordt mijn nervositeit er niet
beter op. Had me dan een kopje koffie aangeboden denk ik nog, maar dat mag
natuurlijk niet, dat veroorzaakt natuurlijk tandplak. Een grote teleurstelling.
Als ik op de stoel lig begint mijn tandarts
me te verhoren. Ik ben hier niet aan toe, ik heb helemaal geen zin om me te
moeten verantwoorden. “Heb je nog gestokerd?” wordt er mij gevraagd terwijl ze
met allerlei haakjes in mijn mond aan het wroeten is alsof mijn mond een wc is
die verstopt zit. Alsof ik godverdomme niets beter te doen heb dan stokeren.
Je bent helemaal geen arts denk ik nog. Het
idee van een arts is dat als ik de arts bezoek, hij mij behandeld en het
probleem helpt op te lossen. Het idee van een arts is niet dat voor ik het
tribunaal van mondhygiëne bezoek ik eerst uitgehoord wordt door de officier van
justitie onder opdracht van het Ministerie van Tandplak.
“Poets je al elektrisch?” vroeg ze me.
Haat, irritatie, agressie, alles gierde door mijn lichaam. Ik voelde dat er een
ader op de rechterkant van mijn voorhoofd harder begon te kloppen. “Dan kun je
veel beter je verstandkiezen poetsen en beter je tandplak tegen gaan” Deze
ader. Werd. Steeds. Een. Stukje. Groter.
Ik
stond op en ging weg.
‘Vaarwel’,
De
deur viel in het slot,
Tot
ons weerziens.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten