In 1880 schreef Fjodor Dostojevski in zijn boek ‘De gebroeders Karamazov’:
“Above all, don't lie
to yourself. The man who lies to himself and listens to his own lie comes to a
point that he cannot distinguish the truth within him, or around him, and so
loses all respect for himself and for others. And having no respect he ceases
to love.”
Het is bijna angstaanjagend hoe punctueel deze uitspraak
is. De afgelopen twee jaar waarin ik nu stukjes en verhalen schrijf, die ik publiceer
dit on een alias die ik ooit, in een moment van verveling, heb bedacht in en
bus. Een naam die ik helaas nog regelmatig van verschillende mensen in een
honende manier moet horen. Iets waar ik
ontzettend van houd om te doen, kaatsen ze naar me terug om hier een vorm van
voldoening uit te halen en mij te kleineren.
Het is ze best eens gelukt.
Denkend hieraan kruipt er een oprisping van woede over me
heen. Het is precies dezelfde angst hiervoor die me een heel groot deel van
mijn leven me aan de grond heeft gehouden.
Laatst ontdekte ik een andere blog van een oudere vrouw
die hier op poëzie publiceerde. Ikzelf kan poëzie erg waarderen, iets waar ik
me het laatste jaar aardig in heb verdiept.
Maar deze blog maakte mijn verwachting niet helemaal
waar. Geen boodschap, geen verhaal, niets van metrum of creatief taalgebruik en
nog veel taalfouten ook zorgden ervoor dat ik het niet serieus naam. Sterker
nog, ik maakte het belachelijk en schoof het af als onzin.
In een flits bedacht ik me: wie de fuck ben ik nou om hier
over te oordelen? Wie ben ik, die jongen die vroeger niet met het meisje durfde
te praten op wie hij verliefd was, die vroeger geen verhalen meer schreef toen
hij eens op de basisschool voor belachelijk was gemaakt, die vroeger niet verder
durfde te gaan dan dromen, die zijn leven lang beïnvloedt is door de mening
anderen. Wie ben ik dan om haar dromen belachelijk te maken? Deze vrouw doet
net als ik iets waar ze van houdt, en hoe durf ik haar daarvoor te beoordelen
als een idioot?
Grootmoed brengt een mens ten val, maar nederigheid helpt
hem omhoog.
Het was precies dezelfde denigrerende toon waar ik zelf
altijd voor heb gevreesd die ik nu over andermans werk liet klinken. De enige
reden waarom ik zoiets zou doen is omdat ik zelf nog steeds angstig ben voor de
mening van anderen. Angstig om betiteld te worden dat er voor de rest van m’n
leven niet over me gesproken wordt om wat ik was, maar om dat ene ding wat ik
ooit deed. Het is bizar dat hetgene waar iemand zich mee uit, of dat nu kunst,
een onderneming starten of een andere vorm van expressie is, pas geaccepteerd
en gerespecteerd wordt als iemand daar succes mee behaald.
Misschien zal ik nooit wel ‘succes’ bereiken met wat ik
doe, misschien is hetgene wat ik doe een fase en zal het ooit dood laten
bloeden om er verder nooit meer iets mee te doen. Misschien doe ik dit later
nog steeds en profileer ik mezelf heel anders.
Het probleem zit hem echter in welke mate ik me
afhankelijk laat voelen door de mening van anderen.
Ik zou wel eens wat vrijer willen zijn, niet leven in
dagelijkse schijn. Ik zou wel eens willen om vrijuit te kunnen schrijven – dichter
bij mijn waarden te blijven, en om te zingen – luid, en schel voor het oor, om
te om te janken, diep van binnen, om te schreeuwen en lief te hebben, en
daarmee niets verloor. Om eerlijk aan mezelf te blijven, mijn waarheid getrouw.
En dat allemaal te doen, zonder berouw.